De compassie van kinderboeken

Kinderboeken blijven me fascineren. De boodschappen in het verhaal en tussen de regels zijn vaak wonderschoon verpakt en relevanter voor de voorlezer dan voor de toehoorder(s). Zo ben ik na het lezen van het hoofdstuk over de zakenman in de Kleine Prins heel anders naar de zakenwereld gaan kijken en wordt het lezen van Alice in Wonderland, met in het achterhoofd dat Wonderland de wereld van volwassenen is, een feest van herkenning.

Mijn nieuwste ontdekking is dat de kinderboekenafdeling van de bibliotheek de ideale plek is om een nieuwe interesse te verkennen.

Allereerst is het prachtig om volledig mee te gaan met het enthousiasme van je kind en een onderwerp als dinosauriërs helemaal uit te spelen. Maar ook voor mezelf bied een kinderboek gericht op een onderwerp waar ik meer van wil weten meer houvast dan een vergelijkbaar boek voor volwassenen. En ik heb een paar hypothesen waardoor dat komt.

De eerste is dat ik het heel moeilijk vind om me te verplaatsten in iemand anders die iets nog niet kan of weet wat ik al wel weet. Zelfs mezelf. Ik kan me eigenlijk niet meer voorstellen hoe het was toen ik nog niet wist wat excel, powerpoint en word was. Wat omzet, marge EBITDA is. Wat ik vaak deed was een halve uitleg geven en iemand het dan zelf uit laten zoeken. Bovendien blijf ik vaak tot het irritante toe vasthouden aan specifieke en technische termen. Bij kinderen doe ik dat niet. Het is alsof ik bij volwassenen verwacht dat ze richting mijn kennisniveau bewegen terwijl ik bij een kind mezelf zonder moeite afstem of zijn of haar begripsniveau.

Mijn tweede hypothese is dat daar ook oordeel bij komt kijken. Dit oordeel komt voor mij het best naar voren in de felgele vlekken die je bij elk willekeurig onderwerp tegenkomt in de bibliotheek en boekwinkel, de xxx for dummies serie. De meeste boeken over een onderwerp beginnen niet helemaal bij de basis en als ze dat wel doen, dan staat er in de titel dat het voor domoren is. Als je als dom bestempeld wordt omdat je iets nog niet kunt, voelt dat bewust of onbewust toch niet lekker als je aan een boek begint. Bij kinderen bestaat dat oordeel niet. Voor kinderen is de wereld nog een blanco vel, geen verwachting om iets wel of niet te weten.

De derde is dat ik mezelf heel anders zie met een kinderboek in mijn hand dan met een boek voor volwassenen. Bij de laatste zie ik mezelf als iemand die iets nog niet kan, wat hij wel zou moeten kunnen en iemand die faalt als iets niet lukt, terwijl als ik een kinderboek in mijn handen heb ik weer een klein jongetje wordt met ondeugende ogen, die de wereld aan zijn voeten heeft liggen en voor wie alles ontdekt mag worden en niet moet worden. Dan bestaat falen ineens niet meer.

De grote vraag is dus, wat maakt dat ik mijn volwassen wereld niet kan zien als een plek die aan mijn voeten ligt en waarin alles ontdekt mag en niet moet worden?

Als ik iets langer naar mijn hypothesen kijken, dan zijn de eerste twee hoe ik naar mezelf kijk geplakt op de buitenwereld en de derde hoe ik naar mezelf kijk, zoals ik denk dat ik dat van de wereld moet doen. En als ik naar de buitenwereld kijk zoals ik dat ook zou doen bij een kind, of nog mooier, mezelf kan zien als een kind gebeurt er ineens iets heel bijzonders. Dan ervaar ik compassie in haar puurste vorm.

Vorige
Vorige

Spinoza op de werkvloer

Volgende
Volgende

Engelen