Woorden zijn (on)belangrijk

Woorden zijn belangrijk. En tegelijk veel minder belangrijk dan ik vaak denk. Eén van mijn gewoonten is mensen corrigeren in hun taalgebruik, bij het horen van ‘groter als’ gaan mijn nekharen overeind staan. Maar aan wie ligt dat eigenlijk? Want zit dat niet veel meer in mij als ontvanger dan in de zender.

Woorden zijn belangrijk voor een zender, hoe beter woorden aansluiten bij de boodschap die ik wil zenden, hoe groter de kans dat een ontvanger die boodschap juist binnenkrijgt. Hier ontbreekt echter nog iets dat verborgen ligt in het ‘willen zenden’ van een boodschap. Want als die boodschap niet in lijn is met wat ik daadwerkelijk voel, kunnen mijn woorden nog zo accuraat kunnen zijn, maar zal een ontvanger alleen de onderliggende daadwerkelijke boodschap ontvangen via al mijn andere zendmechanismen (lichaamstaal, stem, etc).  Voor mij als zender geldt dus, hoe eerlijker of zuiverder ik naar mezelf ben en mijn boodschap in lijn is met mijn gevoel, de woorden die ik kies mijn gevoel zullen spiegelen en daarmee automatisch de juiste zullen zijn.

Woorden zijn dus veel meer een gevolg dan de oorzaak van een boodschap. Op het moment dat ik iemand corrigeer op zijn woorden ben ik dus eigenlijk slecht aan het luisteren en mis ik de onderliggende boodschap. Mijn verantwoordelijkheid als luisteraar is dus de volledige boodschap oppikken, waar woorden maar een klein onderdeel van zijn.

Want wat ben ik eigenlijk aan het doen als ik iemand corrigeer? Gebruik ik dat om mezelf groter te maker door te zeggen dat ik wel weet hoe het moet? Of juist een ander kleiner te maken, door aan te geven dat hij of zij het verkeerd heeft? Wil ik helpen vanuit paternalisme? Het zal per correctie verschillen en maakt ook eigenlijk niet uit, want als ik mijn energie steek om een boodschap echt te begrijpen gaat communicatie over de boodschap en niet meer over de manier van zenden. Dan kan alle energie gaan naar iemand echt zien door goed te luisteren, iemand te helpen of zelf geholpen worden. Bovendien geef ik door niet te praten iemand anders de kans haar boodschap echt te geven en mezelf de kans echt te luisteren.

400 jaar geleden had Shakespeare dit allemaal al lang door toen hij Theseus in A midnight summer’s dream het prachtig liet verwoorden:

The kinder we, to give them thanks for nothing.
Our sport shall be to take what they mistake,
And what poor duty cannot do, noble respect
Takes it in might, not merit.
Where I have come, great clerks have purposed
To greet me with premeditated welcomes,
Where I have seen them shiver and look pale,
Make periods in the midst of sentences,
Throttle their practiced accent in their fears,
And in conclusion dumbly have broke off,
Not paying me a welcome. Trust me, sweet,
Out of this silence yet I picked a welcome,
And in the modesty of fearful duty
I read as much as from the rattling tongue
Of saucy and audacious eloquence.
Love, therefore, and tongue-tied simplicity
In least speak most, to my capacity.

 

Maar veel meer dan een ‘kinder we’ tegen een ‘them’ zit de sleutel voor mij in de realisatie dat ik als luisteraar één ben met elke verteller, geen wij, geen zij, niet meer, niet minder, gelijk, want de stilte die daaruit volgt opent de weg naar echt luisteren.

Vorige
Vorige

Gedachte handelingen

Volgende
Volgende

Spinoza op de werkvloer